Lotte Oers combineert zo goed als alle rollen die je als volwassene in de Leesjury kan spelen. Ze is selectielezer, maakt inspiratiefiches, coördineert een groep op school én ze begeleidt haar eigen kinderen. Daarnaast is ze ook nog eens lerares in spe. Kinderboeken moéten wel een grote rol spelen in haar leven!
Lotte Oers studeerde archeologie en leerde zelfs het spijkerschrift, het oude schrift uit Mesopotamië, wat nu zowat overeenkomt met Irak. ‘Het is een uitvloeisel van mijn liefde voor historische kinderboeken’, zegt ze. ‘Ik las zo graag over het verleden, dat ik voor archeologie koos aan de universiteit, daarin op het spijkerschrift stootte, en besefte hoe bijzonder dat is. Het is een lettergrepenschrift, helemaal anders dan het onze, en opent wel een totaal andere wereld, die moeilijk te ontcijferen is, maar eens onder de knie laat dat schrift je niet meer los.’
‘Liefde voor geschiedenis is liefde voor het verhaal. Haal je als archeoloog iets uit de grond, dan is dat meer dan een artefact en wil je het verhaal kennen van dat voorwerp. Daarom hield ik zo van historische kinderboeken: omdat ze me via verhalen een beeld gaven van pakweg de middeleeuwen. Mijn oerboek is Brief voor de koning van Tonke Dragt, de griffel der griffels. Een heerlijk verhaal is dat, over Tiuri, die bijna ridder is. Nog één nacht, die hij in totale stilte moet doorbrengen in een kapel, en hij wordt tot ridder geslagen. Wanneer hij die nacht iemand om hulp hoort roepen, verbreekt hij de stilte, opent de deur van de kapel en begint aan een ongelofelijk avontuur. Tiuri moet een brief bezorgen aan de koning aan de andere kant van de bergen. Dat boek nam me danig in, dat ik nadien alles van Tonke Dragt heb gelezen, en nog vaak herlees ook.'
“’s Avonds in bed las ik het ene boek na het andere. Dat hielp me het piekeren te vermijden. Het is een eenzame bezigheid, lezen, en toch voel je je tijdens het lezen nooit alleen.”
'Brief voor de koning staat symbool voor mijn liefde voor lezen en hielp me te vluchten uit de werkelijkheid. Ik was een stil, verlegen meisje, dat zeker op de middelbare school moeilijk aansluiting vond bij klasgenoten. Ik speelde ook dwarsfluit, wat helaas geen voltreffer was. (lacht) Andere meisjes luisterden naar populaire muziek, terwijl ik hield van musicals en filmmuziek, en dus vooral van lezen. Dan las ik ’s middags op school een boek in de bib. Ook ’s avonds in bed las ik het ene boek na het andere. Dat hielp me het piekeren te vermijden.'
'Het is een eenzame bezigheid, lezen, en toch voel je je tijdens het lezen nooit alleen. Ik was gewoon met andere dingen bezig dan mijn klasgenoten en kon niet meepraten over zangers of zangeressen. En we moeten ook eerlijk zijn: lezers behoren tot een minderheid, dus met je vrienden praten over boeken gebeurt niet snel. Had ik toen maar weet van de Kinder- en Jeugdjury (wat nu de Leesjury is), het had mij zoveel deugd gedaan.’
“Ik ben nooit echt doorgedrongen tot de volwassen romans, want door de Leesjury ben ik teruggekeerd naar het begin: ik heb een enorme passie ontwikkeld voor kinderboeken.”
‘Eens ik de jeugdafdeling van de bib zowat had uitgelezen, liep ik een tijd verloren. Haast letterlijk. In de bibliotheek van Ledeberg, die ik met mijn moeder bezocht, verliet ik de rekken van de 14+-boeken, ging een verdieping naar beneden naar de volwassenenafdeling en dacht toen meteen: hoe begin je hier aan? Ik liep verloren tussen die duizenden boeken, had geen idee hoe mijn weg te vinden, maar botste gelukkig op een rek met fantasy-verhalen. Robin Hobb (De boeken van de levende schepen-serie), Robert Jordan (de Rad des Tijds-serie), George R.R. Martin (Het lied van ijs en vuur-serie),… vormden de brug tussen de jeugdliteratuur en die voor volwassenen. Alleen ben ik nooit echt doorgedrongen tot de volwassen romans, want ik ben door de Leesjury teruggekeerd naar het begin: ik heb een enorme passie ontwikkeld voor kinderboeken.’
'Wie heeft er eigenlijk ooit bepaald dat volwassenen geen kinderboeken zouden mogen lezen? Dat is geen regel, dat weet ik, maar toch voelde het als ouder van drie kinderen lange tijd zo aan: kinderboeken lezen is not done. Dankzij de Leesjury lees nu kinderboeken aan de lopende band, niet enkel als selectielezer, maar ook puur ter ontspanning. Het is zo ontzettend fijn om even in het hoofd van een kind rond te lopen. Kinderboeken zijn zacht, maar ook diepgaand. Evengoed gaat het over rouw en verdriet, maar je weet dat het vaak goed afloopt. Kinderboeken zijn zowel een spiegel voor je eigen leven, als een venster op de buitenwereld.
Onlangs las ik Meisje, vrouw, anders, een overigens erg goede roman van Bernardine Evaristo, die ik heel graag heb gelezen, maar na afloop dacht ik: ‘En nu terug een kinderboek!’ Volwassenenliteratuur zit me soms te dicht op de huid, sleurt me te veel mee. Misschien ben ik waakzaam niet uit evenwicht gebracht te worden, en lees ik daarom zoveel kinderverhalen. Ik houd wat ik lees ook bij in een Excel-bestand. Daar staan intussen al zo’n negenhonderd titels in (ook boeken die ik nog niet las, maar weet dat ze de moeite zijn voor kinderen) zoals Misjka van Edward van de Vendel of alle werk van Anna Woltz. Lange tijd was het mijn droom om zelf een kinderboek te schrijven. Die droom is niet verdwenen, maar dankzij de Leesjury besef ik hoe waardevol het is om jongeren de weg te tonen naar een goed boek. Laat mij maar de gids zijn voor al wie lezen wil.'
"Wie heeft er eigenlijk ooit bepaald dat volwassenen geen kinderboeken zouden mogen lezen? Dat is geen regel, dat weet ik, maar toch voelde het lange tijd zo aan: kinderboeken lezen is not done."
Door Matthias M.R. Declercq